Om de modebranche te laten zien wat Tunesië te bieden heeft, wordt er op maandag en dinsdag een Tunesian Textile Mission gehouden in het World Fashion Centre in Amsterdam. Op 14 oktober doet de handelsmissie het BrusselseCreamoda aan. Met een tiental standhouders die hun exotische collecties lieten zien, probeerde het evenement een beeld te schetsen van de modebranche in het Noord-Afrikaanse land.
Cepex, het Tunesische centrum ter promotie van de export, riep het evenement in het leven omdat de voordelen van Tunesiënog te weinig bekendheid genieten. Zo is het bijvoorbeeld relatief dichtbij, waardoor de levertijden beperkt zijn. Omdat de EU en Tunesië sinds begin vorig jaar een vrijhandelszone vormen, hoeven er geen invoerrechten te worden betaald over goederen uit het land. Als voordeel ten opzichte van China of India is het gegarandeerd dat er geen kinderen aan de producten werken: werken onder de 16 is er verboden. Het personeel wordt verplicht ondersteund en bijgeschoold. “Ze kunnen alles,” vertelt Maréchal Desmet, van PPE Business C&D. “Van het uitleveren van eigen collecties tot het uitwerken van opdrachten. Van dure, exclusieve stukken tot goedkoop.” Dat bewijzen de bedrijven die het land tot zijn clientèle mag rekenen: Van Armani tot Adidas, van Burberry tot H&M en van Yves Saint Laurent tot Zara laten er producten vervaardigen.
In Tunesië zijn meer dan 2000 bedrijven werkzaam in de textielsector. Daarmee is de branche de grootste exportsector van het land en ook de grootste werkgever; goed voor 44 procent van alle banen in het land. Het merendeel van de goederen -90 procent- wordt naar Europa geëxporteerd. Dat houdt bijvoorbeeld in dat 1 op de 7 spijkerbroeken in Europa nu al afkomstig is uit Tunesië. Maar waar landen als Frankrijk en Italië -waar respectievelijk 40 en 30 procent van de producten naartoe gaan- al volop profiteren van deze pluspunten, blijft Nederland vooralsnog achter.