Ganni mede-oprichter vertelt over de triomfen en uitdagingen van materiaalinnovatie
bezig met laden...
Nicolaj Reffstrup, de mede-oprichter van het Deense label Ganni, zet in op het potentieel van innovatieve materialen om de mode-industrie schoner te maken en gelooft dat samenwerking tussen merken en start-ups daarbij een cruciale rol zal spelen.
Op de Global Fashion Summit eind juni toonde Ganni een "koolstofnegatief cellulose textiel", dat naar verluidt direct wordt gemaakt van koolstofemissies door middel van "een volledig enzymatisch proces".
Het materiaal - dat Reffstrup op het podium onthulde in de vorm van een bescheiden pulp en garen - is ontwikkeld door Rubi, een in Californië gevestigde biotech start-up die steun heeft gekregen van onder andere modeketens H&M en Patagonia.
In een gesprek met FashionUnited beschreef Reffstrup hoe de technologie van Rubi de manier waarop bomen groeien nabootst: Het bedrijf gebruikt op industriële schaal biochemische processen die worden aangedreven door enzymen om koolstofemissies "op te eten" en op basis daarvan "koolstofafgeleide, grondstofneutrale" textiel te maken.
‘Alles veranderende’ technologie
Ganni zal het eerste modemerk zijn dat de stoffen test die gemaakt zijn met Rubi's technologie, waarvoor patent is aangevraagd, door middel van een mengselsamenstelling van 20 procent Rubi cellulosegaren en standaard industriële cellulose.
Er is nog een lange weg te gaan voordat de technologie is opgeschaald, maar Rubi kan "baanbrekend zijn voor ons en voor de industrie in het algemeen", vertelt Reffstrup aan FashionUnited. "Dit zou een kernonderdeel kunnen zijn van ons grootschalige materiaalverbruik, vooral omdat dit geen fermentatieproces is, dus er is niet veel energie voor nodig - en geen water. Als ze er echt in slagen om het op te schalen, dan heb je een product dat qua prijs zeker vergelijkbaar zal zijn met conventionele stoffen."
De volgende stap, aldus Reffstrup, zou zijn dat Ganni apparatuur dat koolstof opslaat installeert in de hele toeleveringsketen. "We zouden letterlijk de dampen van onze productie afvoeren en naar deze enzymen leiden om de garens ter plekke te produceren. Dat is het doel. Het is prachtig. Het is bijna te mooi om waar te zijn."
En Rubi is niet de enige innovatieve start-up waar Ganni mee samenwerkt. Het label uit Kopenhagen ondersteunt momenteel meer dan twee dozijn bedrijven via zijn onderzoeks- en ontwikkelingstak, Fabrics of the Future genaamd, die het in 2019 lanceerde.
"Het is eigenlijk net een universiteit", legt Reffstrup uit. "We hebben veel studenten die proberen af te studeren - en sommigen slagen, anderen niet." Ganni kondigde eerder al aan de CO2-voetafdruk tussen 2021 en 2025 in absolute cijfers met 50 procent te willen verminderen. Innovatieve materialen zullen daarbij een "enorme strategische rol" spelen, aldus Reffstrup.
Focus op materiaalinnovaties
Ganni ondersteunt momenteel 27 innovaties via Fabrics of the Future en heeft de capaciteit voor een totaal van ongeveer 30 innovaties. Het doel is dat elk jaar zes materialen "afstuderen", wat leidt tot implementatie in beperkte productie voordat ze verder worden opgeschaald.
Eén recent succesverhaal van het programma was Polybion, een start-up die hoogwaardige biomaterialen maakt van fruitafval. In juli presenteerden Ganni en Polybion een bio-leren blazer die volledig is gemaakt van Celium, een materiaal dat is afgeleid van bacteriële cellulose. Reffstrup beschreef het kledingstuk als een "super funky uitziend, geel, marmerachtig oppervlak".
Op het gebied van esthetiek werkte Ganni onlangs ook samen met een start-up die een product met de look van een schapenvacht creëerde. Reffstrup merkte op dat het er indrukwekkend uitziet, maar hij erkende ook dat dit een essentiële vraag is als het gaat om innovatieve materialen: Moeten ze bestaande opties nabootsen of moeten ze hun eigen unieke weg banen? "Je wilt vegetariërs toch niet per se een T-bone steak op basis van soja voorschotelen, toch?", vraagt hij zich af.
Naast esthetiek zijn er nog veel andere obstakels bij het opschalen en introduceren van innovatieve nieuwe materialen in de industrie, niet in de laatste plaats de prijs.“Dat is een van de grootste problemen die we als merk op ons prijspunt hebben, omdat we zo toegewijd zijn aan het vinden van deze innovatieve materialen dat we constant het risico lopen onszelf uit de markt te prijzen.”
Uitdagingen in het verschiet
Het Fabrics of the Future-programma van het merk is in het algemeen ook niet goedkoop. Naast de directe kosten moet het bedrijf middelen vrijmaken voor teams, certificeringen en advies.
Het bedrijf heeft ook veel commercieel interessante conventionele stoffen moeten afwijzen. "We hebben bestsellers gehad die gemaakt zijn van conventionele materialen en samenwerkingsmogelijkheden die we hebben moeten afbouwen of afwijzen omdat ze niet aan onze normen voldoen", aldus Reffstrup. "Er zijn dus ook indirecte kosten verbonden aan gemiste kansen. Ik zou het geen strijd willen noemen omdat het een spannende uitdaging is, maar het raakt je elke dag over de hele linie. Het is een opoffering."
Naast de focus op innovatieve materialen heeft Ganni de afgelopen jaren ook een aantal andere duurzame initiatieven gelanceerd. Het bedrijf heeft zichzelf eerder ten doel gesteld om in 2025 5 procent van de omzet te halen uit circulaire bedrijfsmodellen.
“Inmiddels weten we dat het enige circulaire bedrijfsmodel dat echt voor ons werkt instore re-commerce is," aldus Reffstrup. Het is zelfs zo succesvol dat het bedrijf nu prioriteit geeft aan de uitrol ervan in het hele bedrijf. "We zijn er nog niet helemaal uit wat online re-commerce is, maar we gaan ervoor zorgen dat het gebeurt. Verhuur en abonnementen werken niet voor ons," voegde hij eraan toe, verwijzend naar het prijspunt van het merk.
Reffstrup benadrukte ook het belang van regelgevende en wetgevende inspanningen om echte verandering in de sector teweeg te brengen. "We omarmen ze allemaal. We denken dat het het speelveld gelijk zal maken en de industrie in de juiste richting zal duwen. Dat hebben we altijd gewild," zegt Reffstrup.
In 2016 begon Ganni met het heffen van zijn eigen koolstofbelasting en het compenseren van zijn emissies, voordat het vorig jaar overstapte op het verder verminderen van de emissies in plaats van voor de bestaande emissies te compenseren. Reffstrup merkte op dat de beslissing om zelf belasting te gaan heffen kwam omdat "geen enkele politicus ooit het lef had om het te doen". Hij verwelkomde de nieuwe vooruitgang in de wetgevende ruimte, maar voegde eraan toe: "Onze grootste zorg is dat het niet snel genoeg gaat".
Terugkerend naar het onderwerp duurzame materialen, blijft Reffstrup optimistisch maar realistisch over de ontwikkelingen op het gebied van alternatieve materialen. Het zal veel vallen en opstaan zijn, maar uiteindelijk zal het zich uitbetalen, denkt hij.
“Neem bijvoorbeeld veganistisch leer. Natuurlijk, er kan een PU-component in zitten en dat is niet perfect, maar het is voortdurend in ontwikkeling. Kalfsleer bestaat al duizenden jaren en je kunt het niet verbeteren," zei hij.
"Maar je kunt veganistisch leer verbeteren omdat het een gecontroleerde omgeving is waar je de dingen die je erin stopt kunt optimaliseren, en dan weet je wat je eruit haalt. Dus vraag me nog eens over tien jaar: hebben we dan superieure materialen? Daar twijfel ik geen seconde aan."
Dit artikel verscheen eerder op FashionUnited UK. Vertaling en bewerking naar het Nederlands door Emilie van Kinschot.