• Home
  • Nieuws
  • Business
  • Kleding produceren in België? In gesprek met Gysemans en Vanbockryck

Kleding produceren in België? In gesprek met Gysemans en Vanbockryck

Door Katrien Huysentruyt

bezig met laden...

Scroll down to read more

Business |DUBBELINTERVIEW

Antwerpen - Van 11 - 17 oktober 2021 vindt de derde Week van de Belgische mode plaats. Maar hoe zit het met de modeproductie? Hoeveel van die Belgische mode wordt er nog lokaal geproduceerd? FashionUnited polste bij enkele spelers.

De Week van de Belgische mode is een initiatief van modefederatie Creamoda en de federatie van zelfstandige retailers Mode Unie. Doel is de consument nog meer bewust te maken van de voordelen van het kopen van Belgische mode en het belang van shoppen in een lokale modewinkel.

Wendy Luyckx, woordvoerder van Creamoda: “Er zijn inderdaad nog bedrijven die 100 procent in België produceren. Oni Onik maakt z’n ceremoniekleding in huis, bijvoorbeeld. Elanco uit Aarsele is dan weer b2b leverancier en producent van uniformhemden. Daarnaast zijn er nog heel wat confectiebedrijven die werken in opdracht van merken. Zowat de helft heeft ook machines en personeel om, als de klant dat vraagt, lokaal, in België te produceren. De andere helft organiseert enkel de voorbereiding - ontwerp, samples, coördinatie… De productie zelf gebeurt in het buitenland, via partners of in eigen ateliers. Zij produceren in landen zoals Tunesië, Roemenië, Hongarije, Polen of Portugal”.

“Er zijn merken die absoluut willen dat hun kleding 100 procent in België wordt gemaakt”, legt ze nog uit. “Dat kan bij de meeste producenten, weliswaar aan een hogere prijs en vaak in beperkte oplage. Het is een bewuste keuze van de ontwerper. Die werkwijze is ook ideaal voor starters die met hun kleinere oplages niet terecht kunnen in grote ateliers in het buitenland. Ook een merk dat in Tunesië produceert en merkt dat de stukken goed verkopen, kan op korte termijn bijbestellen in een Belgisch atelier. Die flexibiliteit maakt onze lokale productiebedrijven onmisbaar”, stelt Luyckx.

“We hebben een fantastisch sociaal systeem maar je moet het ook verdienen. Dat kan enkel met Belgische productie”

Yvan Vanbockryck

Produceren in België: blijven of vertrekken?

Producent Marc Gysemans lanceerde vanaf de jaren 80 mee Raf Simons, Veronique Branquinho en Kris Van Assche. Andere namen die Gysemans Clothing Industry passeerden zijn onder meer Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Botter en Namacheko. Het bedrijf bouwde zo een sterke knowhow op. In de jaren 90 vertrok het bedrijf richting Roemenië: “De ontwikkeling van de collecties – de patronen en eerste samples - gebeurt nog steeds in België. Hier hebben we nog zes werknemers, in Boekarest hebben we dertig mensen, maar dat aantal kan variëren”. Gysemans benadrukt dat hij graag in België was gebleven maar dat dit, op een uitzondering na, economisch niet meer haalbaar is: “De loonkost is enorm en het sociaal systeem past niet meer bij de huidige tijd. Als werkgever heb je geen zekerheden meer, maar de staat verwacht wel dat je die kan bieden aan je werknemers. Dat willen we zelf natuurlijk ook: we werken in deze sector met hooggekwalificeerd personeel. Er kruipt veel tijd in het opleiden van nieuwe werkkrachten, je wil dat ze dan ook blijven. Maar dat gaat niet als er voortdurend een project kan wegvallen.”

OVER GYSEMANS CLOTHING INDUSTRY

Marc Gysemans (62) is de man achter Gysemans Clothing Industry in Rotselaar dat high end kleding produceert voor onder meer Natan. De ontwikkeling en sampling doet het bedrijf nog in België, de productie gebeurt in de eigen ateliers in Roemenië. Hij startte zijn eigen bedrijf in 1986, het jaar dat de Antwerpse Zes naar Londen trokken. Die ontwerpers werden zijn eerste klanten.

Yvan Vanbockryck hield zijn bedrijf in het Limburgse Diepenbeek maar bezocht uit nieuwsgierigheid wel tientallen buitenlandse ateliers: “ik ben bewust in België gebleven”, vertelt Vanbockryck. “Produceren in het buitenland kan ik ethisch niet verantwoorden. Je hebt nooit helemaal zicht op de keten door het systeem van onderaanneming. Je kan bovendien alles in het buitenland laten maken, maar wat gebeurt er dan met het Belgische personeel? Van de 100.000 werknemers in confectie in de jaren 80, resten er nu nog een 2500. Wat er met de lokale werkkrachten moet gebeuren? Die vraag wordt nooit gesteld.” “We hebben een fantastisch sociaal systeem”, voegt hij eraan toe. ”Maar het is ontzettend duur. Je moet zo’n systeem ook kunnen verdienen, dat kan enkel met Belgische productie.” Hij wijst erop dat het de bedrijven zijn die voor de nodige inkomsten kunnen zorgen, die vertrekken: “Dat geldt trouwens ook voor andere sectoren dan confectie. In de bouw worden zelfs kant-en-klare muren geïmporteerd”.

OVER VANBOCKRYCK

Yvan Vanbockryck (75) is eigenaar van het allerlaatste confectieatelier dat nog volledig in België produceert voor grote designers in binnen- en buitenland. Zij zijn gespecialiseerd in mantels. Vanbockryck heeft 53 jaar ervaring in de confectie. Hij nam het huidige atelier - inclusief de 65 personeelsleden - in 1985 over bij een faillissement. Ook Vanbockryck zag de zes langskomen en produceert enkel voor grote designers. Ook pas afgestudeerden kunnen bij hem terecht omdat hij al vanaf een stuk produceert. Van zijn productie vertrekt zo’n 85 procent naar landen buiten Europa.

Werknemers als belangrijkste kapitaal

Gysemans countert de onzekerheid in de confectie door mee te denken met zijn klanten: “Mode komt en gaat. De sector is zo onzeker dat ik altijd een stap voor wou zijn. In plaats van in mijn ateliers te wachten op orders, ging ik mee naar Parijs met de ontwerpers en dacht ik mee na over projecten”. Op die manier kon de producent wat controle houden en iets van zekerheid creëren voor zijn werknemers: “Je kan niet zomaar snel mensen aanwerven, zo vind je geen goed personeel. Zeker patronen maken is een vak op zich, je kan er nog maar op heel weinig plaatsen voor terecht. Het is vergelijkbaar met architectuur. Een patroonmaker moet zich kunnen inleven in het ontwerp en is eigenlijk een verlengstuk van de designer”. Gysemans is vol lof over zijn werknemers: “De zes mensen die ik in België in dienst heb, hebben heel veel ervaring. Ik heb er zelfs geen omkijken naar”.

Ook Vanbockryck wijst op het kapitaal belang van goed personeel: “Zonder mijn werknemers bestond het atelier niet meer. Alles gebeurt in overleg. Ik weet niets van confectie maar heb mensen in dienst die er alles van kennen en heel goede ideeën aanbrengen. Je moet als baas durven vertrouwen op de kennis van je vakmensen. Het is spijtig dat die aan het verdwijnen is. Er resten enkel nog kop-staartbedrijven, de productie en knowhow zit in het buitenland”. Hij verwijst naar de Belgische schoennijverheid: “Enkel Ambiorix in Tongeren bestaat nog. Dat zijn schoenen aan Italiaanse prijzen. Maar drie à vierhonderd euro voor een paar is eigenlijk nog goedkoop als je de werkuren telt. Dit zijn de bedrijven waar je nog echt Belgisch kan kopen”. Hij is van mening dat de overheid niet fier genoeg is op de lokale knowhow en te weinig doet om productiebedrijven hier te houden.

“Vroeger waren H&M en Zara de goedkope winkels, nu heb je ketens die T-shirts voor drie euro verkopen. Als producent begrijp je niet hoe zoiets mogelijk is.”

Marc Gysemans

Lage lonen in de Belgische confectie

Vanbockryck heeft vandaag geen gebrek aan werk, wel aan werknemers: “Mantels zijn moeilijke materie, er is een minimumbezetting voor nodig. Ik zie mijn personeelsleden jaar na jaar met pensioen gaan. Vandaag heb ik er nog achttien, eind 2021 zullen het er nog vijftien zijn. Er is geen nieuwe instroom, hoe hard ik ook mijn best doe om nieuwe werkkrachten te vinden. Ik lees dat er een verhoogde interesse is in naaien bij de jongeren, maar ik zie ze niet verschijnen in mijn atelier. Mijn bedrijf zal uiteindelijk moeten stoppen”, verzucht hij.

Gysemans merkt dat ook de productie in Roemenië en elders in Europa duur geworden is. “Als je enkel het minimumloon zou betalen, trek je bovendien geen goede werkkrachten aan.” “Ook de lonen in de Belgische confectie zijn niet van de hoogste”, merkt Vanbockryck op. Hij pleit voor een vrijstelling van de patronale lasten: “Dat geld moet niet naar de bazen gaan maar netto in het loonzakje van de werknemers terechtkomen. Dat maakt het verschil met een uitkering meteen een stuk groter. Nu draait de overheid op voor de kost van de werkloosheid terwijl ze de inkomsten mist die een goed draaiend Belgisch bedrijf zou kunnen opleveren”, meent hij.

Beeld: Portret van Marc Gysemans

Massaproductie en koopjes hollen modesector uit

Beide producenten kaarten de problematiek van de massaproductie aan. Zo stelt Gysemans fast fashion en het huidige modesysteem in vraag: “De prijsdruk neemt voortdurend toe. Vroeger waren H&M en Zara de goedkope winkels, nu heb je ketens die T-shirts voor drie euro verkopen. Als producent begrijp je niet hoe zoiets mogelijk is”. Hij vergelijkt de problematiek met verkeersregels: “Als er geen boetes worden uitgeschreven, gaat niemand zich eraan houden. Europa moet taxen gaan heffen op transport en import. Maar het systeem draait nu eenmaal om mensen zo veel mogelijk te laten consumeren. Ze zijn niet meer gelukkig met een paar schoenen, het moeten er tien zijn. Een schoenmaker kennen ze niet meer. Dat is gewoon de realiteit. Maar intussen is de prijs van een container uit China wel gestegen van 1500 naar 12.000 euro, dat drijft de prijs van het transport op. Bovendien zullen werknemers in lageloonlanden ook niet eeuwig voor niets blijven werken”, denkt Gysemans. Hij vindt ook dat het systeem van solden aan een herziening toe is: “Winkels zijn verplicht om grote marges nemen omdat consumenten een grote korting verwachten. Zo kunnen ze hun stukken toch nog aan de kostprijs verkopen. Anderzijds voelt een consument zich bedrogen als een designerstuk van 700 euro drie maanden later nog maar de helft kost”.

“Mensen denken dat ze lokaal shoppen terwijl ze een Roemeens product in een Belgische winkel kopen”

Yvan Vanbockryck

Week van de Belgische Mode

Wat de producenten hopen van een actie als de Week van de Belgische Mode? Vanbockryck stelt zich de vraag of er wel nog zoiets bestaat als de Belgische mode: “Is dat een lokale designer die naar Roemenië trekt voor de productie? Mensen denken dat ze Belgisch shoppen terwijl ze een Roemeens product in een Belgische winkel kopen”. Ook Gysemans heeft er zijn bedenkingen bij: “We moeten de mensen bewust maken dat wanneer iets té goedkoop is, er een reukje aanhangt. Daarnaast is niet elk lokaal merk ook lokaal gemaakt, dat is zand strooien in de ogen van de consument. Want wat is Belgische mode?”, vraagt hij zich af. “Is de kleding die ik produceer Belgisch of Roemeens? Het Zweeds-Koerdische duo achter Namacheko produceert bij ons, het breiwerk maakt Cousy (de Belgische high end breiwerkproducent, nvdr). Maakt dat van hen een Belgisch merk? België is trouwens te klein, het stelt niets voor”. Volgens Gysemans moet de lokale modesector meer Europees gaan denken: “Dankzij de Zes hebben we een goede reputatie in avant-garde design maar dat is een nicheproduct. Daarnaast hebben we wel onze sérieux mee, in het buitenland weten ze dat ze op de Belgen kunnen rekenen. Maar het maakt een Japanner echt niets uit of iets uit België of Frankrijk komt. Als hij het al weet liggen”, besluit hij.

BELGISCHE MODEPRODUCTIE

Voor 100 procent lokale confectie kun je in België nog maar bij enkele bedrijven terecht. Alleen Vanbockryck, Swynen en Elanco (uniformen en werkkleding) produceren volledig in ons land. Celesta, Cleemput, Wesco en Autruche produceren in het buitenland (voormalig Oostblok, Tunesië…) maar bieden op aanvraag ook een beperkte productie in Belgische ateliers aan. Textielfabrikanten zoals weverij Deltracon, Gevaert Bandweverij en de European Spinning Group werken wel volledig lokaal.

Belgische productie
Creamoda
Gysemans Clothing Industry
Productie
Spotlight
Vanbockryck