Best of Bangladesh vertelt positieve verhalen over textielproductie, maar niet zonder protest
bezig met laden...
De eerste editie van Best of Bangladesh (BoB) is tot een goed einde gebracht. Op 4 en 5 september stroomde de Gashouder Westergas te Amsterdam vol met professionals uit verschillende sectoren om vijf decennia handel tussen Europa en Bangladesh te vieren – en om een ommezwaai in het imago van het productieland teweeg te brengen. De brand in Tazreen Fashions (2012), het instorten van Rana Plaza (2013) en een race to the bottom rondom de lonen van textielarbeiders zijn grotendeels verantwoordelijk voor dat beeld. Uit de beurs moet naar voren komen dat Bangladesh met zijn bloeiende economie tegenwoordig meer te bieden heeft.
Organisator van het branding-evenement is de Bangladesh Apparel Exchange (BAE). Standhouders vertegenwoordigen de bloeiende economie van Bangladesh, van farmacie en food tot de digitale industrie, maar de focus ligt op innovatieve en duurzame partijen uit de kleding- en textielbranche – ook leer, jute en handwerk. FashionUnited bezocht de beurs om de sfeer en de stand van zaken te onderzoeken.
Netwerkbeurs met Bengaalse promotie
De belangen van bezoekers lopen uiteen, maar zakendoen heeft niet de eerste prioriteit; er zijn weinig inkopende partijen aanwezig. Netwerken en oriënteren voeren de boventoon. “Ze zijn in Bangladesh erg bezig met hun imago en dan is dit een hele mooie plek”, stelt een vertegenwoordiger van brancheorganisatie IAF. “In plaats van dat je ‘op de Kingpins mag komen’, zet Bangladesh nu zijn eigen event neer. Dat statement vind ik wel sterk.” CSR-manager Ellen de Jong bezoekt de beurs namens JOG Group die in Bangladesh produceert. “Ik vind het heel goed dat dit evenement er is, vooral met het oog op de ontwikkelingen in duurzaamheid die flink doorrazen. Er wordt hier weer duidelijk wat er allemaal moet gebeuren en dat wij als merk het gesprek aan moeten gaan met onze leveranciers.” Een anonieme design agent die al dertig jaar zaken doet met Bangladesh ziet veel positieve ontwikkelingen op productielocaties. “Het is in Bangladesh niet heel anders meer dan in productielanden als India. Ik denk dat hierover veel misconceptie bestaan in de maatschappij.” Tussen de professionals lopen ook trotse expats zoals vrijwilliger Aditree Amin. Ze vertelt over het typisch Bengaalse handwerk dat is tentoongesteld, zoals Hogla vlechtwerk en geborduurde quilts, Nakshi Katha. Nationale dans, kunst en muziek onderstrepen ook dat culturele element dat BoB uniek maakt.
Panelsessies over duurzame inkooppraktijken en productie-uitdagingen zetten de grote problemen waaraan de Bengaalse ready made garments (RMG) industrie zijn reputatie te wijten heeft in een nieuw licht. Vertegenwoordigers van grote merken zoals WE Fashion, G-Star RAW en Bestseller presenteren er hun duurzame doelstellingen en actieplannen. Relevante wetgeving voor de Bengaalse industrie wordt ook kort besproken, met name de ‘EU strategy for sustainable and circular textiles’ die in maart werd aangenomen: in 2030 moeten alle textielproducten op de EU-markt een lange levensduur hebben, recyclebaar zijn en deels gemaakt van recyclebare vezels, vrij van gevaarlijke stoffen en geproduceerd met respect voor mens en milieu. Bengaalse leveranciers hebben weinig spreektijd. Interactie tussen de verschillende partijen is voorbehouden aan de beursvloer, een teleurstelling voor de bezoeker die met de fysieke aanwezigheid van partijen uit Bangladesh had gehoopt op een verfrissend gesprek over duurzame mode.
Onder de standhouders heerst een bepaalde gereserveerdheid. Ze laten bijvoorbeeld weinig los over het prijspunt van duurzame versus conventionele opties of de mate waarin grote merken in die duurzame technologieën investeren. Over innovatie wordt wel vol enthousiasme gepraat. Zo is Xavier Gratiean van Suad Garment Industries trots op hun moderne machines die speciaal voor formele tailoring voor merken als Next en Guess worden ingezet. De groep achter het bedrijf, Shin Shin, zet volgens Gratiean in op duurzaam energie- en watergebruik. Een aanspreekpersoon van Denim Expert vertelt over een eigen recycling faciliteit die het mogelijk maakt om 30 procent (pre-consumer) bij te mengen. “Het is iets duurder, maar veel van onze klanten kiezen toch deze optie – ook de grote massaproductiemerken.” Die ontwikkeling wordt bevestigd door Hasan Rahat van Pacific Jeans, de grootste jeanspartij met een productie van 120 duizend paar per dag. Maar hij geeft ook toe dat merken zoals Inditex en H&M soms afhaken door het prijsverschil. Mohammad Monirozzaman van Jamuna Denims Weaving is te spreken over Jeanologia’s innovatieve Ozone, Eflow en Laser machines. Die helpen de denimleverancier om water en energie te besparen.
De aanwezige leveranciers uit de Bengaalse RMG industrie geven een beeld van de nieuwe golf groene LEED certified fabrieken waar Bangladesh er sinds dit jaar 200 van herbergt. Toch blijft de realiteit een black box; de andere drie tot zevenduizend fabrieken staan niet op BoB.
Geen duidelijk perspectief voor fabrieksarbeiders
De beurssfeer wordt kort onderbroken door een interventie van de Schone Kleren Campagne (SKC). Pleitbezorgers staan op in een volle zaal om de belangen van fabrieksarbeiders bekend te maken, omdat er geen vakbonden zijn toegelaten tot de beurs. “Een schande”, zegt een van de activisten. Aanleiding voor de actie was de moord op Shahidul Islam, een Bengaalse vakbondsleider die recentelijk werd gedood na onderhandelingen over niet uitbetaalde lonen. Bovendien zijn dergelijke gesprekken op landelijk niveau nabij. De Bengaalse minister van Buitenlandse Zaken kondigde op BoB een lonenherziening aan voor eind 2023 – de eerste in vijf jaar. De organisatie van BoB is afhoudend in het geven van commentaar over de afwezigheid van vakbonden.
Campagnecoördinator bij SKC Christie Miedema vindt dat er meer druk op de ketel moet. “Er is sinds 2013 een hoop veranderd op het gebied van veiligheid in de fabrieken die onder het International Accord vallen. Ook kinderarbeid is niet het meest voorkomende probleem. Dat betekent niet dat er geen andere belangrijke problemen zijn die aandacht verdienen, zoals de lage lonen van volwassen arbeiders. De overheid heeft een belangrijke rol in het verbeteren van het klimaat voor onafhankelijke vakbonden in Bangladesh: de barrière voor het registeren van onafhankelijke vakbonden moet omlaag en het proces moet transparanter worden. Fabrieken moeten gaan zorgen dat onafhankelijke vakbondsorganisatoren toegang hebben tot arbeiders. Op dit moment vormen zogenaamde yellow unions die trouw zijn aan het management vaak een enorme barrière. Voor merken is het ontzettend belangrijk dat zij hun waardering voor onafhankelijke vakbondsactiviteit bij fabrieken bekend maken. Eerlijke prijzen zijn ook een deel van de oplossing. Zolang merken vooral naar Bangladesh komen voor de lage lonen, zullen fabrieken blijven voorkomen dat arbeiders hogere lonen kunnen afdwingen en heeft de regering in Bangladesh geen reden om de vrijheid van vereniging te verbeteren.”
Duidelijk is dat dit probleem niet alleen in de schoenen van Bengaalse leveranciers kan worden geschoven. Zij zijn door hun ondergeschikte positie in de keten en competitieve markt afhankelijk van wetgeving, samenwerkingen zoals het International Accord, en de inkooppraktijken van merken die hen meer beweegruimte kunnen geven.
Bengaalse RMG-export piekt door preferentiële handel
Bangladesh is de op een na grootste exporteur van kleding ter wereld. Bijna 80 procent van de totale exportinkomsten van het land komt uit de RMG-industrie en Europa heeft daarin een groot aandeel. Met een volume van 1,33 miljard kilo kleding naar de EU haalde het land vorig jaar China in (1,31 miljard kilo), de voormalige nummer één. In de periode 2015-2020 bestelden Europese merken jaarlijks 14 procent meer bij Bengaalse leveranciers. De grootste afnemer is Duitsland met 7,28 miljard aan orders in 2022, gevolgd door Spanje (3,27), Frankrijk (2,74), Italië (2,01), Polen (1,83) en Nederland (1,7).
Die economische groei heeft alles te maken met de gunstige handelspositie van het land, leren we van Rensje Teerink, Europese Unie Deputy Director EEAS Asia-Pacific. Op dit moment is Bangladesh een ‘minst ontwikkeld land’ (ldc), maar die status zal het land in 2026 achter zich laten. Teerink: “Op dit moment kan Bangladesh door de Everything but Arms (EBA) regeling alles behalve wapens zonder tarieven en quota’s naar Europa exporteren. Er is geen land dat daar zo van geprofiteerd heeft als Bangladesh: minstens 60 procent van alle handelswaar die onder EBA Europa binnenkomt, komt uit Bangladesh en dat is vooral textiel. Als ze gaan ‘graduaten’ naar een developing country, mogen ze niet meer meedoen met EBA en komen die voordelen te vervallen. Na een driejarige face out periode moeten ze dan mee gaan doen met de Generalised Scheme of Preferences Plus (GSP+) waardoor het hen ook moeilijker gemaakt wordt om te exporteren. Wat ze dan precies krijgen aan rechten moeten we nog zien, want die die wetgeving is nog niet af, maar de voorwaarden zijn strenger op bijvoorbeeld het gebied van mensenrechten.”
Om onder GSP+ op de steun van de EU te blijven rekenen, moet Bangladesh ook de reglementen respecteren. Daar komen wederom de slechte arbeidsomstandigheden om de hoek kijken. Na een panel over dat onderwerp stelt voormalige medewerker ontwikkelingssamenwerking Jos Huber daar een kritische vraag bij: “Wanneer vindt de EU dat Bangladesh zich voldoende heeft ingespannen om de schendingen rondom arbeidsrechten aan te pakken? De commissie kan bijten, maar in het hele GSP-systeem kan ik me maar twee situaties heugen, niet gekoppeld aan Bangladesh, waarin die fiscale voordelen opgeschort werden.” Er zijn nog veel vraagtekens, maar het wordt vanaf 2029 minder makkelijk voor Europa’s grootste kledingexporteur. Voor een soepele handelsvoortzetting zijn verbeteringen op sociaal en ecologisch gebied een vereiste.
Of BoB een realistisch en compleet beeld geeft van de vooruitgang in de Bengaalse kledingproductie blijft in het midden, maar de boodschap van de beurs is evident: om de systemische uitdagingen van de kledingindustrie aan te pakken, moeten overheden, merken, leveranciers én vakbonden blijven samenwerken.