Hoe zag Belgische mode eruit vóór de Antwerpse Zes? Onderzoek start aan Universiteit Gent
bezig met laden...
Wie aan Belgische mode denkt, denkt al gauw aan de Antwerpse Zes: de groep bestaande uit Dirk Bikkembergs, Walter Van Beirendonck, Ann Demeulemeester, Dries Van Noten, Dirk Van Saene en Marina Yee die in de jaren tachtig en negentig furore maakten in het internationale modelandschap. Maar België bestaat natuurlijk al veel langer dan de jaren tachtig - sinds 1830, om precies te zijn. Wat karakteriseerde de Belgische mode in de honderdvijftig jaar daartussen?
Daarover is verbazingwekkend weinig bekend, zegt Maude Bass-Krueger, professor kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Gent, in een interview met FashionUnited. Dus begon ze deze winter de onderzoeksgroep ‘Fashioning Belgium’, samen met haar masterstudenten Mode en Architectuur. Voor de naam van de groep werd bewust gekozen voor het werkwoord ‘fashioning’, want geschiedenis schrijven, dat is werken geblazen - en net als de geschiedenis zelf is het een doorgaand proces.
Onderzoeksgroep ‘Fashioning Belgium’ opgezet aan UGent
Bass-Krueger begon de onderzoeksgroep in januari, aan het begin van het tweede studiesemester. Ze ontving toen een beurs vanuit het FED-TWIN-programma, een federaal programma dat bedoeld is om de samenwerking tussen federale instituties en Belgische universiteiten te stimuleren. Bass-Krueger wilde een brug slaan tussen de Universiteit Gent en het Koninklijk Museum voor Kunst en Geschiedenis, dat veel historische kleding uit België in de collectie heeft, door een positie te creëren voor een onderzoeker en curator die de collectie zou kunnen beheren en er tegelijkertijd onderzoek naar zou kunnen doen. De focus zou gaan liggen op Belgische mode voor 1980. De vacature voor die onderzoeker annex curator komt er binnenkort, maar Bass-Krueger wilde vast een start maken met het onderzoek, vertelt ze.
Het jaar 1980 werd gekozen omdat toen het Belgisch Textielplan werd geïntroduceerd, een overheidsregeling die de Belgische mode internationaal meer bekendheid moest geven. Er kwamen onder meer financiële steun, een ontwerpprijs - de Gouden Spoel - en een Belgisch modetijdschrift uit voort. De regeling deed de Belgische mode-industrie bloeien. Ook de Antwerpse Zes hadden hun succes mede aan het Textielplan te danken.
Van de periode na 1980 bestaat meer documentatie, en er is ook meer wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. De kennis van de tijd daarvoor bestaat vooral uit aannames, die niet noodzakelijk ook waar zijn, zegt Bass-Krueger. Zo zou de Belgische mode vooral de trends uit modestad Parijs hebben gevolgd. “Er werden in Belgische winkels inderdaad kopieën van Parijse ontwerpen verkocht, maar dat betekent niet dat er geen sprake was van een authentieke Belgische stijl,” legt Bass-Krueger uit. “Elk land ontwikkelt een eigen stijl, al dan niet in reactie op de Parijse mode. De Belgische mode afdoen als een directe kopie doet geen recht aan de geschiedenis.”
Kledingstukken en veel papier
Bass-Krueger en dertig masterstudenten begonnen in januari met het inventariseren van bronnen. Eén ding werd snel duidelijk: aan materiaal geen tekort. Verschillende musea, waaronder het MoMu in Antwerpen, het Modemuseum Hasselt en het Mode- en Kantmuseum in Brussel stuurden lijsten op van negentiende- en twintigste-eeuwse kledingstukken in hun collecties. Het papieren archief van de Universiteit Gent ligt vol met advertenties en catalogi van warenhuizen, de bibliotheek van het MoMu met oude modetijdschriften.
Maar het zijn vooral losse flodders die nog niet met elkaar in verband werden gebracht. Over de Belgische modegeschiedenis voor 1980 bestaat precies één overzichtsboek, dat dateert uit 1996, en een handvol academische artikelen. Van de ontwerpers en modehuizen wiens namen in de labels van museumkledingstukken staan is een groot deel vandaag de dag vergeten, of in elk geval niet meer bekend. Googlen levert dan weinig op; het is een kwestie van speuren in catalogi, inventarissen en fotoboeken naar aanwijzingen over makers, dragers, productieplaatsen en verkooppunten.
Het grote publiek kan ook meehelpen aan het onderzoek. Wie bijvoorbeeld kleding heeft liggen van de Belgische merken Butch, Bouvy, Ascot, Jean Moray of Jenny Van Moergastel wordt van harte uitgenodigd zich bij Bass-Krueger te melden, zegt ze. Daarmee kan een beter beeld worden geschetst van het oeuvre van een ontwerper of van stijl en stofgebruik in een bepaalde tijd. Stoffen zijn overigens een ander focuspunt in het onderzoeksproject. “België heeft een lange geschiedenis van textielproductie,” aldus Bass-Krueger. “Ik ben benieuwd of de Belgische mode-industrie ook Belgisch textiel gebruikte. Is er een correlatie tussen de twee?”
Door lijntjes te leggen tussen al die beetjes informatie wordt de realiteit van de Belgische modegeschiedenis in kaart gebracht - inclusief de verhalen die nu nog over het hoofd worden gezien. De uitkomsten worden in de vorm van een letterlijke kaart op de website van de onderzoeksgroep gepubliceerd. Ook komt er in mei een expositie over de eerste onderzoeksresultaten. Daarna is het project niet voorbij, benadrukt Bass-Krueger. “Het is ontzettend omvangrijk.” Lachend: “Dit gaat zeker nog duren tot mijn pensioen.”