Duurzame mode uitpluizen op nieuw designfestival
bezig met laden...
Gent - Tot zondag 1 mei kan je de crème de la crème van de designwereld in Gentse musea zoals het Design Museum en het Industriemuseum gadeslaan. Op Design Fest Gent raakt FashionUnited geïnspireerd door talentvolle textielontwerpers die de sector willen verduurzamen. Ze gaan aan de slag met stofoverschotten, algen of zelfs gewoon een bol pluis.
Stof tot nadenken op het Design Fest Gent. Dat mag je letterlijk nemen. Met hun handen kneden een tiental enthousiastelingen een bol pluis, stof opgehaald bij een Belgische linnenfabrikant, in een bak water tot een nieuwe grondstof. Aanstoker van deze workshop is Isabeau Goddé, een van de exposanten op het Oost-Vlaamse designfestival dat voor het eerst plaatsvindt, nog tot zondag 1 mei.
Goddé is afgelopen jaar afgestudeerd als textielontwerper en momenteel aan de slag als eerste medewerker van het Gentse kledingmerk Wolvis, bekend om zijn kleurrijke sjaals van merinowol. Via haar jury op de kunstenhogeschool kent ze curator Siegrid Demyttenaere, die haar verteld had dat ze op ‘iets groots’ aan het broeden was. No Time To Waste, het stoffige project van Goddé, zou daar mogelijk perfect in passen. In februari kreeg Goddé het verlossende mailtje dat ze geselecteerd was als een van de exposanten in het Industriemuseum tijdens Design Fest Gent. Naast een tentoonstelling verzorgt ze er ook workshops, die toepasselijk genoeg (S)TOF gedoopt werden. En die eerste, haar allereerste ooit, kan FashionUnited meevolgen.
Oplossingen zoeken voor vervuilende textielsector
Het is niet verwonderlijk dat Goddé perfect in het plaatje van het gloednieuwe designfestival past. In de kunstwereld zijn duurzaamheid en circulariteit onontbeerlijke begrippen geworden. Textielontwerpers zijn ruim vertegenwoordigd op het tiendaagse festival. Nogal wiedes, want de kledingindustrie is een van de meest vervuilende sectoren ter wereld.
Dat blijft niet zo als het van ontwerpers als Goddé afhangt. Zij wil iets helemaal nieuw creëren van het stof dat achterblijft na weefprocessen. “Beeld je een fabriek zoals in Daens in, waarbij kinderen tussen de machines kropen om het stof ervanonder te krijgen”, maakt ze tijdens haar workshop een vergelijking die meteen tot de verbeelding spreekt. ‘Maar dan zonder de kinderarbeid en zonder gevaar.’
In volle coronatijden schreef Goddé ontelbare textielbedrijven aan om haar toe te laten op de bedrijfsvloer. Vaak werd ze de deur gewezen, wegens het risico op coronabesmettingen. Of vreemd aangestaard, want wat kan je nog in godsnaam met pluis? “Net daarom wou ik ermee aan de slag, om te tonen dat er wel degelijk een afzetmarkt mogelijk is. Afval is pas afval als je het weggooit,” gelooft Goddé. Uiteindelijk kon ze terecht bij twee vlasfabrikanten en werd No Time To Waste, na veel geëxperimenteer in de woonkamer, geboren uit onverwachte overschotten van linnenproducenten.
17,4 procent textielafval redden
Isabeau Goddé is niet de enige ontwerper tijdens die voor het Design Fest Gent met afval aan de slag kan. Op dezelfde verdieping van het Industriemuseum stellen Offcuts en The Remake Sessions tentoon. Offcuts is een project van het Nederlandse Seok Park, die aanklaagt dat er te veel – met name: 17,4 procent – textiel verloren gaat bij het uitsnijden van kledingpatronen bij werkkleding. Het werk lijkt in harmonie te staan met The Remake Sessions, een samenwerking tussen de Gentse Soraya Wancour, bezielster van Studio AMA, en het werkkledingbedrijf Alsico. Samen toveren ze ongebruikte werkkleding om tot waardevolle ontwerpen. Tijdens een interview op het Fair Fashion Fest, dat afgelopen weekend plaatsvond in datzelfde museum, vertelde Wancour dat ze met de capsulecollectie van Alsico wil aantonen dat materiaal verplaatsbaar is qua context en interpretatie. “Het heeft veel meer waarde dan we initieel inzien,” aldus de ontwerpster.
Niet enkel textielafval tekent present op het Design Fest Gent. Ook lichamelijk afval – denk bijvoorbeeld aan zweet – lijkt ontwerpers te inspireren. Neem nu het project Caskia / Growing a MarsBoot van Officina Corpuscoli. In samenwerking met Ourownskin ontwerpen zij een schoen die niet enkel geschikt is voor een groenere aarde, maar ook ver daarbuiten. Ruimtevaart inspireert kunstenaars omdat astronauten op zichzelf – en dus ook hun eigen afval – aangewezen zijn om te overleven. Net daarom werkt Officina Corpuscoli met zweet en andere voedzame bestanddelen uit het lichaam van astronauten om laarzen te maken van schimmels. De schimmeldraden, oftewel mycelium, worden gevoed door pakweg het zweet in de laarzen van astronauten en kunnen zo uitgroeien tot nieuw schoeisel. Caskia maakt deel uit van Waterschool M4H+: Een katalysator voor nieuwe woonculturen, in feite een ‘tentoonstelling binnen een tentoonstelling’, zo verwoordde een gids in het Design Museum het.
Schoenen voor een betere wereld
In het Design Museum staat wel meer idealistische schoeisel. Met Custom Territory wil Luca School of Arts-lector Ben Hagenaars sneakers op een lokale, circulaire en participatieve manier: afgedankte schoenen kunnen uit elkaar gehaald worden en weer in elkaar geknutseld worden. “Het is niet de bedoeling om de schoen volledig af te breken, maar hem opnieuw te reconstrueren,” vertelt Hagenaars in een Zoomgesprek over de werking. “Ambiorix, de laatste schoenenproducent van België, voegt er een overzool aan toe. Het gaat om een modulaire zool, die gemakkelijker te repareren valt en zo lokaal kan blijven circuleren.”
De schoenen op het festival hebben niet enkel lokale aspiraties. Neem nu de sandalen van Project Toto, die een enkel-voetorthese vormen op maat van kinderen met een beperking op Madagaskar. Of de 3D-geprinte sandalen van Future Footwear Foundation, geïnspireerd op veldwerk over heel de wereld door antropologe en KASK-lector Catherine Willems. Tijdens een panelgesprek op het Fair Fashion Fest afgelopen zaterdag vertelde Willems dat ze de afgelopen tweehonderd jaar aan schoenenproductie links laat liggen. Ze kijkt enkel naar het verleden en, gezien de 3D-technologie, naar de toekomst. “Want,” zo doet ze uit de doeken, “onze voeten zijn niet gemaakt voor de huidige schoenproductie. Tot 40.000 jaar liep de mensheid blootsvoets, dat komt neer op 2 procent van ons bestaan. Door schoenen te ontwerpen op maat van onze voeten, op basis van kennis van oude ambachten en op maat gemaakt met behulp van 3D-printers, kunnen we onze voeten bevrijden.”
Algen als redding of juist vervuiler?
Grondstoffen krijgen een bijzonder podium tijdens het Design Fest Gent. Steeds meer ontwerpers zijn er zich van bewust dat ze in de toekomst spaarzamer zullen moeten omgaan met wat ze hebben. Veel ontwerpers kijken naar zeeplanten zoals algen als oplossing. Op diezelfde metatentoonstelling Waterschool M4H+ tonen Dekkers Leijdekkers dat Nederlandse algen nog te weinig benut worden. Met een handboek, Cyanotypes of Dutch Algae, willen ze daar verandering in brengen.
Product designer en KASK-onderzoeker Heleen Sintobin, een van de zes co-curatoren van het Design Fest Gent, werkt samen met de Spaanse wetenschapper María Boto aan Living Colours, een project om algen te gebruiken als natuurlijke verfstoffen. Boto werkt ook aan Growing Algae in Wastewater, zo kan ze met diezelfde algen afvalwater zuiveren en opnieuw pigmenten halen uit de biomassa. Die pigmenten zijn niet kleurvast, wat niet bepaald handig is als textielverf, maar volgens Sintobin vormt dat geen probleem voor industriële toepassingen. “Denk aan wegwerpproducten, zoals verpakkingen,” geeft ze een praktisch voorbeeld op de expo Kleur Bekennen. “Als daarop een boodschap gedrukt staat, dan zijn die moeilijker te recycleren. Terwijl de boodschap zelf slechts tijdelijk is.”
Maar hoe duurzaam zijn algen werkelijk? Dat onderzoekt Studio Samuel Tomatis in Alga, een multidisciplinaire studie naar toepassingen van deze grondstof. “Naast de vele voordelen zijn er toch ook enkele problemen,” luidt de conclusie van Tomatis. “De verrijking van het water met voedingsstoffen leidt immers tot een abnormaal weelderige groei van algen op stranden, die zich opstapelen tot vervuilend en giftig organisch materiaal.”
“De uitdaging van het Alga-project,” gaat de uitleg tijdens de expo verder, “bestaat erin om dit plaatselijke afval op te waarderen tot een positieve en duurzame hulpbron. Op basis van de kenmerken van verschillende algensoorten definieerde de ontwerper een aantal toepassingen, zoals meubilair, verlichting, verpakking en textiel.” Dat krijgen bezoekers ook daadwerkelijk te zien op de expo: in vier rijk gestoffeerde onderdelen toont Tomatis aan dat algen een grondstof kunnen vormen voor lederwaren, geweven textiel (in samenwerking met ontwerpster Hanako Stubbe), stijve materialen zoals verpakkingen of hulpmiddelen voor tuinbouw en tot slot zelfs papier.
De tekst gaat verder onder de foto
Van pluis tot paneel
Over papier gesproken. Terug naar het textielatelier in het Gentse Industriemuseum. Ontwerpster Isabeau Goddé is intussen halfweg doorheen de workshop als ze de deelnemers aanmaant om hun pluizige producten aan te sterken met een beschermlaag van lijnzaad. Niet toevallig is die coating, net als de grondstof afkomstig van de vlasplant. Niet toevallig gaat het hier om ‘producten’, geen kledij. Het is Goddé namelijk niet gelukt om opnieuw textiel te puren uit het linnenpluis. “Daarvoor zijn de vezels te kort,” legt ze uit. “Maar aangezien linnen plantaardig is en veel cellulose bevat, kwam ik bij papier uit. Uiteindelijk maakte ik zelfs vederlichte bakstenen en een heus kamerpaneel.”
Tijdens de workshop hoeven de deelnemers geen baksteen af te leveren. In de plaats daarvan maken ze potjes om pakweg juwelen in op te bergen. Met een zeef vissen ze pluis uit een bak water. Als een pannenkoek gooien ze de visvangst om, klaar om onder handen te nemen met een deegrol en als bladerdeeg rond een bepaalde vorm te gieten en uiteindelijk, zodra het een dag gedroogd is, ervan af te halen. Dit is je reinste huis-, tuin- en keukenexperiment, geeft ook Goddé toe, maar daardoor kan je het perfect zelf thuis verderzetten. “Ik ben niet zomaar een ontwerper die een product met een mooi kleur wil afleveren, ik ben een onderzoeker’, geeft ze nog mee. ‘Dit materiaal heeft mij laten zien wat het allemaal kan en ik heb het materiaal laten zien wat ik juist kan.”
Op het Design Fest Gent tonen ontwerpers dat ze verder nadenken dan wat tot nu toe gangbaar is in de industrie. Grote merken zoals Ambiorix en textielproducenten zoals Alsico, dat samenwerkt met Studio AMA, en B&T Textilia, een van de weverijen die Goddé bezocht, hebben duidelijk interesse in samenwerkingen met ontwerpers en kunstacademies. Al heeft Goddé nog geen concrete samenwerking op het oog met een van haar pluisleveranciers. “Inmiddels hadden de fabrikanten een nieuw innovatief project op het oog dat hun aandacht opeist,” begrijpt Goddé. De moed laat ze niet zakken. “Dat wil zeggen dat ik verder kan experimenteren met mijn product.” Tijdens de workshop komt, geheel toevallig, ook curator Siegrid Demyttenaere langs. Zij leidt een groep Franstalige bezoekers rond en prijst hen het werk van Goddé aan. Het is niet enkel de uitvinding op zich die Demyttenaere zo aanspreekt, maar ook het feit dat Goddé het nu al doorgeeft aan een select publiek. “Ook dat geeft blijk van een enorme creativiteit,” oordeelt de curator, “je werk naar buiten brengen en het delen met de wereld.”